CFO’s snijden verder in kosten
01-07-2010 (10:01) - Economisch
Meer dan driekwart van de bedrijven moet nog verder in de kosten snijden om reorganisaties te laten slagen. Bedrijven hebben het afgelopen jaar vooral de kaasschaaf gehanteerd zonder structurele verbeteringen te bereiken. Dit blijkt uit onderzoek van Hay Group en Martin Ward Anderson onder ruim 100 CFO’s, dat vandaag bekend is gemaakt.
Hay Group en Martin Ward Anderson hebben gezamenlijk onderzoek uitgevoerd en ruim 100 Nederlandse CFO’s ondervraagd naar de effecten van hun reorganisaties van het afgelopen jaar. CFO’s zeggen dat de genomen maatregelen vooral korte termijn resultaatverbeteringen hebben gebracht. Uit het onderzoek blijkt verder - nu het stof is neergedaald – dat motivatie en kwaliteit van arbeid serieus schade hebben opgelopen.
Een ruime meerderheid (60%) van de ondervraagde CFO’s heeft het afgelopen jaar een reorganisatie geleid als gevolg van de recessie. Men geeft aan dat hierdoor meer focus en slagvaardigheid bij bedrijven is ontstaan. 52% geeft aan de strategie te hebben herzien en (weer) meer aandacht te richten op de markt (57%) en de core business (70%). Daarnaast hebben veel bedrijven de crisis aangegrepen om vereenvoudiging aan te brengen in organisatiestructuur (52%). Samen met terugbrengen van het personeelsbestand (gemiddeld 15%) heeft dit bij meer dan de helft van de bedrijven geleid tot verhoging van de productiviteit en winstgevendheid per medewerker.
In eerste instantie lijkt het resultaat van de reorganisaties veelbelovend. CFO’s geven echter aan verdere maatregelen op de agenda te hebben staan. Meer dan driekwart van de bedrijven ziet zich genoodzaakt nog verder in de kosten te moeten snijden. De organisatie en processen moeten verder gestroomlijnd worden om structurele verbetering van de performance te waarborgen op de langere termijn.
Herman Koning, director Business Solutions Hay Group: ‘De recessie heeft als een ‘wake up call’ gewerkt. Omzetten en verdienmodellen bleken ineens niet meer vanzelfsprekend. Bedrijven waren genoodzaakt tot bezinning over hun bestaansrecht in de markt en de toegevoegde waarde die zij leveren. Daarnaast was er ook behoorlijk wat vet op de botten aanwezig, zeker in sommige sectoren. Veel bedrijven hebben zich laten verleiden tot het doen van (te) snelle kosteningrepen, waarbij niet alleen in het vet maar ook in vitale activiteiten is gesneden. Op korte termijn verbetert dit weliswaar de cash flow, maar structurele omzet- en margeverbetering blijft uit. Hierdoor zijn nieuwe (kosten)maatregelen nodig.’